
Hoewel dromen strikt persoonlijk zijn, raken je persoonlijke ervaringen vaak universele thema’s en symbolen. Deze symbolen worden geacht in elke cultuur in de geschiedenis voor te komen. Dromen met archetypische beelden zijn een manier waarop eerder gevangen energie in het onbewuste vrijkomt.
Symbolen hebben altijd hun basis in het onbewuste archetype, maar de bewuste geest geeft ze hun vorm. En het archetype wordt een concreet beeld en werkt als een voertuig dat zichzelf naar de bewuste geest transporteert. Jung definieert het symbool als ‘de essentie en het beeld van psychische energie’. Symbolen kunnen worden geërfd en dat ze onze persoonlijke of collectieve bron zijn van alle mythische, symbolische en droomrepresentaties.
Jung zegt dat ons interpretatievermogen de sleutel is tot de vraag of we een paranormale gebeurtenis alleen als een symptoom beschouwen of er de waarde van een symbool aan toekennen.
Symbolen dienen zich altijd spontaan aan; ze zijn geen rationeel product van de geest, maar eerder het resultaat van een psychisch proces dat zich symbolisch uitdrukt. Symbolen onthullen aspecten van het innerlijke psychische karakter van het onderwerp en religie functioneert op deze manier als een symbool; ze komen voort uit het natuurlijke leven van het onbewuste en drukken het op passende wijze uit. Hij breidt uit en zegt dat een geschikte metafoor voor het collectieve onbewuste de ‘universele ziel’ is. “Individuele en collectieve symbolen worden op uiterlijk verschillende manieren gevormd, maar uiteindelijk zijn beide gebaseerd op een identiek structureel patroon of archetype.” Religieuze symbolen en dogma’s komen overeen met de archetypen. Mythologie is de primaire route van de archetypen terwijl ze zich manifesteren om symbolen te worden.
Het symbool speelt een belangrijke rol in de vorming en het bestaan van het archetype. K. Jung onderscheidt twee soorten symbolen: natuurlijk en cultureel. Dankzij de eerste, die voortkomen uit de onbewuste inhouden van de psyche, kunnen we spreken van een grote verscheidenheid aan basis archetypische beelden. Natuurlijke symbolen zijn terug te voeren op hun archaïsche wortels – ideeën en afbeeldingen die gevonden zijn in oude archieven en in primitieve samenlevingen. Culturele symbolen werden in het verleden gebruikt om ‘eeuwige waarheden’ uit te drukken, maar in onze tijd gebruiken sommige religies ze. Dergelijke symbolen ondergingen vele transformaties, werden bewust ontwikkeld en werden daardoor collectieve beelden. K. Jung benadrukte het belang van precies deze symbolen in de mentale structuur van een persoon. Hun onderdrukking of negeren leidt tot onvoorspelbare gevolgen. De mentale energie van deze symbolen versterkt in dit geval de neigingen die op het bovenste niveau van het onbewuste liggen, stelt hen in staat om in het bewustzijn over te gaan en daar te bestaan. Door de overdaad aan deze tendensen kan het reeds genoemde ‘Schaduw’-archetype zich manifesteren, en K. Jung beschouwt de gebeurtenissen van de eerste helft van de twintigste eeuw als een voorbeeld van de gevolgen hiervan